-
1 scheuren
1 [stuktrekken] tear2 [verscheuren] tear (up)3 [losrukken, ook figuurlijk] tear (away)♦voorbeelden:2 iets doormidden scheuren • tear something in two/half2 [hard rijden] tear♦voorbeelden:1 pas op, het papier zal scheuren • be careful, the paper will tearuit zijn kleren scheuren • burst out of one's clothes
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Английский